Gedurende de wandeling bleken we allemaal wel een tijdje in Amsterdam gewoond te hebben. De ene nog dichter bij het uitgaanscentrum dan de ander, mijn collega Nederlands bleek zelfs een paar kookwinkels gehad te hebben, mijn collega van de huisvesting vertelde hoe hij een keer tijdens een wandeling tegen een oude klasgenoot opliep die hij jaren niet gezien had en ik dacht aan die ene winter dat wij in het Nautisch Kwartier lagen, naast de IJ-tunnel en dat het een strenge winter werd met sneeuw op de roeftrap.
Het varen wat we natuurlijk móesten ondernemen, was door onze sportcollega geregeld. En dat hebben we geweten. Ik heb hier wel eens geklaagd over het rendement van een dieselmotor dat niets voorstelt, maar het rendement van een waterfiets kan niet meer dan 15% zijn. Ik was in ieder geval al na een half uur verzuurd, en niet alleen in mijn benen, zo'n ding kost nog kracht om te sturen en dat was deze leek niet meer gewend. Maar gelukkig heb ik twee collegae met een lange adem en zij hebben ons door de Keizers-, Leidse-, en Prinsengracht gepeddeld.
Gelukkig hebben we nog meer variatie in het docententeam en liepen we vervolgens onder zijn leiding naar een bruin Amsterdams café waar we biefstuk hebben gegeten, een lekkere sappige half rauwe homp(precies zoals deze carnivoor het lekker vindt). En, zo als een goede Amsterdammer dat ook doet, daarna in de zon uitbuiken en nog wat nabomen. We waren netjes voor het donker thuis, maar dat lag niet helemaal aan de navigatiekunsten van de buschauffeur, maar de opgebroken binnenstad mogen we wel als medeschuldige aanwijzen.
Oh ja, en ik had nog huiswerk, vrouwen met zonnebrillen spotten, ik heb er maar één gezien.